Niveau’s van complexiteit

Inclusie en exclusie criteria Psychosomatische Fysiotherapie

De psychosomatische fysiotherapeut behandelt geen specifieke psychische aandoeningen op zich. Wel zijn er veel lichamelijke klachten waarbij er een relatie bestaat met het psychisch dysfunctioneren.  Deze vormen een behandelindicatie voor de psychosomatisch fysiotherapeut.
In het algemeen kan men 4 niveaus van complexiteit onderscheiden, die elk steeds meer diepgaande kennis, vaardigheden en attitude vereisen. Zij bepalen daardoor de reikwijdte van het domein van de psychosomatische fysiotherapie en van de verwijsindicaties en contra indicaties.

Niveau 1: ongecompliceerd

Er is sprake van een chronische klacht bij een in psychisch opzicht stabiel persoon met een voor hem/haar betekenisvol leven. Er is in potentie een voldoende mate van zelfregulatie ten aanzien van het gezondheids- of levensdomein.

Niveau 2: licht gecompliceerd

Er is sprake van een chronische klacht bij een in psychisch opzicht stabiel persoon met een voor hem betekenisvol leven. Er is in potentie een voldoende mate van zelfregulatie ten aanzien van gezondheids- of levensdomein. maar deze zelfsturing ten aanzien van zijn gezondheidsprobleem is door verkeerde (ziekte)opvattingen en gebrekkige informatie niet optimaal. Naast de disfunctionele opvattingen over ziekte en/of ziektegedragingen  spelen mogelijk ook emoties rondom de aandoening of de beperkingen en rol.

De disfunctionele ziekte-opvattingen, ziektegedragingen en emoties rondom de aandoening en zijn gevolgen zijn relatief eenvoudig met voorlichting te corrigeren.

Niveau 3: matig gecompliceerd

Er is sprake van een klacht betreffende het bewegend functioneren. De cliënt heeft meerdere ziekte opvattingen en/of ziektegedragingen die dermate disfunctioneel en hardnekkig zijn, dat eenvoudige voorlichting deze niet corrigeert.

De impact van de gezondheidsklacht wordt manifest binnen meerdere levensgebieden. Er zijn bovendien voor het herstel duidelijk ongunstige persoonskenmerken aanwezig, zoals een lage persoonlijke effectiviteitverwachting, externe beheersoriëntatie, pessimisme, neuroticisme etc. Ook kan er sprake zijn van levensproblematiek (‘stress’) die niet direct door de ziektelast veroorzaakt wordt, maar die het copingpotentieel betreffende het gezondheidsprobleem wel vermindert.

Men kan daarbij denken aan werk, relationele of financiële problemen. De zelfregulatie is onvoldoende, het potentieel lijkt verlaagd door de ongunstige persoonskenmerken. De zelfsturing wordt extra bemoeilijkt door de levensproblematiek die gelijktijdig aanwezig is. Het bevorderen van de zelfregulatie vraagt hier om een ‘tailor made’ aanpak met interventies gericht op zowel meer biomedische componenten (gezondheidsdomein), als de meer psychologische of psychosociale componenten (levensdomein). Voorlichting alleen is onvoldoende.

De psychologische coaching in combinatie met de psychosomatische fysiotherapeutische interventies zijn als actief te kenmerken en worden strategisch gekozen. De psychosomatische fysiotherapeut moet competent zijn om (tot bepaalde grenzen) de bovengenoemde herstelbelemmerende factoren in directe of indirecte zin te beïnvloeden, of hier minimaal rekening mee weten te houden, zodat ze het zorgproces zo min mogelijk verstoren.
De psychosomatische fysiotherapeut maakt gebruik van specifieke interventies om deze cliëntengroep te behandelen. Ademhalingsmethodieken, gespreksvaardigheden, ontspanningsmethodieken en methodieken gericht op lichaamsbewustwording maken een belangrijk onderdeel uit van de behandeling. De behandeling heeft een sterk monodisciplinair karakter.

Niveau 4: zwaar gecompliceerd

Er is sprake van een klacht betreffende het bewegend functioneren. Er zijn duidelijke disfunctionele ziekte opvattingen, ziektegedragingen en emoties die de klacht bestendigen. Bovendien is er naast de ongunstige persoonskenmerken (zoals pessimisme en externe beheersoriëntatie) ook sprake van psychopathologie in de zin van bijvoorbeeld stemmings- of angststoornissen, somatoforme stoornissen en/of persoonlijkheidstoornissen. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van misbruik van middelen (alcohol, medicatie) en van traumatiserende gebeurtenissen in heden of verleden met impact op het huidige functioneren. De gezondheidsklachten hebben een duidelijke functie gekregen in het leven van de persoon. De zelfregulatie is uitermate laag. De cliënt heeft zich (passief) bij de problematiek neergelegd en kan de problematiek niet aan. De cliënt is mogelijk ook als overspannen te kenmerken.

Een psychosomatische fysiotherapeut zal veel psychologische tact (kennis en vaardigheden) moeten bezitten en over een specifieke attitude moeten beschikken, om een adequate zorgrelatie met deze complexe cliënt op te bouwen. Kennis en vaardigheden ook om verder ‘schade’ te voorkomen en grenzen van zijn domein te onderkennen en samen te kunnen werken met anderen (vaak psycholoog, psychiater, maatschappelijk werker, sociaal pedagogisch werker, bedrijfsarts of huisarts) binnen de zorg. Het fysiotherapeutische beleid ten aanzien van het beïnvloeden van de relatie tussen deze psychische factoren en het bewegend functioneren is als minder actief te kenmerken dan bij de categorie ‘matig gecompliceerd’.

Met name het adequaat omgaan van de psychosomatische fysiotherapeut met deze ernstige herstelbelemmerende factoren om het fysiotherapeutische zorgproces gestalte te kunnen geven, staat op de voorgrond en niet zo zeer het verminderen van deze herstelbelemmerende factoren.
Daar richten andere werkers (psycholoog, psychiater, maatschappelijk werker, sociaal pedagogisch werker) binnen de zorg zich op. Wel kan de psychosomatische fysiotherapeut de doelen van deze gezondheidswerker ondersteunen bijvoorbeeld door het aanbieden van ontspanningsoefeningen/-instructies, lichaamsbewustwording en bijvoorbeeld duurtraining ter verbetering van de stemming. De behandeling heeft een sterk multidisciplinair karakter.

>