Trauma

Trauma en fysieke pijn

Fysieke pijn als gevolg van niet-ontladen emotionele pijn

Zoals eerder aangegeven kan een psychotrauma, als ze niet ontladen of verwerkt wordt, zich als het ware in het lichaam ‘vastzetten’.
Het is bekend dat veel chronische pijnen op deze wijze gerelateerd zijn aan een psychotrauma.  De spierspanning die de patiënt toont is vaak slechts het topje van de ijsberg. Zelf gebruik ik graag de term student in plaats van cliënt/patiënt omdat er niet zozeer sprake is van behandeling als wel van educatie en begeleiding.

Het gamma-motorsysteem, een onwillekeurig systeem dat de spierspanning regelt, zorgt bij chronische sympathische activatie voor een constante spierspanning die pijnklachten kan geven. Deze chronisch verhoogde spierspanning kan zorgen dat een onschuldige beweging een plotseling ‘spierspasme’ oproept en daarmee extreme pijn. De student verkrampt.
Deze pijn is aanleiding voor angst en dus meer sympathische activatie. De student heeft vaak zelf niet door dat hij in een staat van chronisch verhoogde sympathische activatie is, met bijkomende spierspanning. Hij is er al zoveel jaren aan gewend dat het ‘gewoon’ voor hem voelt (adaptatie).

Het is soms mogelijk om deze spanning en verkramping in één sessie te doorbreken waardoor de pijn acuut en fors vermindert. In de vervolgsessie moet de student wegen leren vinden om het trauma te ontladen en ten tweede wegen leren vinden om de chronische sympathische activatie te verminderen.


Algeheel: omdat het relationele systeem gestoord is hebben veel studenten, naast de lichamelijke klachten ook relationele problemen (b.v. met familie, partner of op het werk)

Wat kunnen we aan gedrag zien als gevolg van niet-ontladen emotionele pijn

Bij volwassenen:
Studenten nemen te weinig ruimte in:
– fysiek:
houding in elkaar gedoken,
vermijden oogcontact,
adempatroon net voldoende om niet te sterven,
houdt afstand tot de behandelaar,
bewegingen zijn klein en vaak houterig,
hypertonie in musculatuur
verbaal:
te meegaand of nauwelijks reagerend, houden verbaal afstand.
energetisch:
ze hebben weinig uitstraling (X-factor), zijn ‘onzichtbaar’.

Studenten nemen te veel ruimte in:
fysiek:
imponerende houding,
eisend oogcontact,
weinig afstand,
grotere bewegen,
knijpende handdruk (vaak naar beneden drukkend),
hypertonie in musculatuur.
verbaal:
te eisend of een onafgebroken woorden stroom
energetisch:
ze hebben een joviaal voorkomen

Bij babies:
Hyperactiviteit (mijn kind is in alles geïnteresseerd)
– Overstrekken van de rug en nek
– snel een reflux
– bovenmatig huilen (uit ongenoegen)
– ontroostbaar
– ze willen fysiek ‘meer’ dan ze aankunnen
Hypo-activiteit: (te) gemakkelijke babies

Fases in de begeleiding

Elke begeleiding is maatwerk. In die zin kan er dus niet gesproken worden van dé behandeling. Er zijn wel fasen te onderscheiden in de begeleiding.

Fase 1: stimuleren sociale interactie systeem

Herstel van trauma kan plaatsvinden door het stimuleren van het sociale interactiesysteem, de ventrale vagus. Een patiënt in een hoge staat van chronische sympathische activatie heeft zoals eerder beschreven iemand nodig die via co-regulatie de zelfregulatie van de patiënt bevordert.
Vandaar dat een therapeut goed geoefend moet zijn in het creëren en behouden van een veilige ruimte die de patiënt als het ware omvat en waar binnen de patiëntie zijn eigen activatie kan voelen. Door het voelen en toelaten/accepteren van deze lichamelijke activatie komt deze geleidelijk tot rust.

Het is heel behulpzaam als de therapeut beschikt over een basis kalmte. De therapeut moet deze kalmte en vriendelijkheid letterlijk gaan belichamen, want het zijn vooral de signalen van het lichaamgezicht en stem die de patiënt op onbewust niveau oppikt (neuroceptie) als signalen voor veiligheid of onveiligheid, en niet zozeer de letterlijk gesproken woorden.

Fase 2: lichaamsgericht mentaliseren

Daarna is de focus gericht op het lichaam, want de denkgeest heeft een oriëntatie op verleden en zoekt in in oude ineffectieve oplossingen (en blijft daardoor de HPA as stimuleren).
De sensaties in het lichaam zijn altijd in het ‘nu’. Een Mindfulle aanpak waarbij de patiënt zijn eigen activatie in het lichaam zonder oordeel leert verkennen (terwijl er een ander aanwezig is die vriendelijk, warm en veilig is), kan de patiënt leren de defensie na te laten (uit te zetten/reguleren) en te vertrouwen op ‘gewoon’ wederzijds aanwezig zijn (sociale engagement systeem). Dat is de eerste stap in de richting van zelfsturing.

Fase 3: in balans komen en lichte exposure

Als we onze organische zelfregulatie willen herstellen, kunnen we de student daarna leren hoe de de gespannen en vastgezette lichaamsreacties te ontspannen, maar ook hoe die om kan gaan met milde vormen van pijn (exposure). We zullen door alle drie de lagen van het autonome zenuwstelsel moeten gaan.

We proberen de student te helpen een ingang te vinden in deze vicieuze cirkel. Let wel ‘in de cirkel’ en niet zozeer ‘eruit’. Het is van binnenuit dat we werken, toelaten, verzachten en niet van buitenaf een escape vinden. Dat probeert de student tevergeefs al lang genoeg. De bron (ver)kennen van het trauma is daarbij essentieel en kan twee of drie sessies beslaan.

Dat verkennen gebeurt op een zachte manier en in stapjes. Dat kan bijvoorbeeld door eenvoudig te vragen wat er in het lichaam gebeurt als de patiënt over het incident praat. De therapeut moet zich echter niet laten verleiden tot een ‘quick fix’ als de patiënt noemt dat hij een verhoogde hartslag of spierspanning ervaart. Het is kortzichtig om deze verhoogde hartslag of spierspanning als een op zichzelf staat symptoom met biofeedback of ontspanningstraining te verminderen.

Het systeem functioneert immers als een geïntegreerd systeem (autonoom, motorisch, cognitief, emotioneel), en komt langzaam via cyclische processen tot rust. Het moet klein en behapbaar gemaakt worden. Je vraagt even wat beweging of loslaten in de defensief verkrampte regio en vervolgens volgt een pauze en ademhalen. En zo gaat de patiënt rustig verder, geen haast. 
De verandering die op gang komt is dan meer geïntegreerd en niet geïsoleerd. Het gaat om een beweging die van binnenuit toegelaten wordt en niet om een beweging die van buitenaf opgelegd is. Deze kleine beweging zal waarschijnlijk eerst pijnlijk zijn, maar dat zal doorgaans weer afnemen. De patiënt moet geleerd worden om ‘luisterend’ bezig en te bewegen. Dat ‘luisterend bewegen’ is een compleet andere attituden dan de ‘niet willen voelen’ attitude. Rustig bewegen rondom- of in de defensieve spierspanning zorgt dat het systeem op onbewust niveau deze ‘losheid’ weer kan toelaten. De statische defensie (de verstarring) zal daardoor afnemen.

Fase 4: ontkoppelen van patronen

Deze fase gaat over een weg te vinden om het oude trauma fysiek te ontladen. Vrij kenmerkend is dat het lichaam hierbij spontaan kan gaan trillen of schudden en zo komt het systeem geleidelijk tot rust. Fysiek is dit zichtbaar: het lichaam ontspant, is in rust, levendigheid, en warm. Het is de manier waarop het organisme zichzelf weer ‘up-reguleert’. Dat vraagt moed, want de student is geneigd om zich uit angst te verzetten* of verkrampen.
De student moet dus proberen bij het trillen mindful aanwezig te blijven, en niet om deze opzettelijk te versterken of juist af te zwakken (zoals in andere therapieën soms aanbevolen wordt).

* N.B.: Lichamelijke hyperactivatie afkeuren b.v door advies, geruststelling en ertegen vechten creëert juist meer vecht/vlucht activiteit, en werkt averechts.

Fase 5: emotionele pijn toelaten

Als de fysieke pijn vermindert, kan de emotionele pijn verschijnen. De vraag is of de student dat ervoor over heeft. In ieder geval vraagt het verder begeleiding van de student.
Als de student zijn pijn gaat verkennen, zal hij langzaam maar zeker het onderliggende spanningspatroon gaan zien. Op dat moment gaat de pijn wat meer naar de achtergrond en komt dit spanningspatroon meer op de voorgrond te liggen, en daarmee wordt ook duidelijk waaraan gewerkt kan worden.


Veilige hechting 
Porges theorie van het sociale zenuwstelsel onderbouwt de aanname waarmee sommige therapeuten werken: dat de vroege binding met een veilige ouder (vaak de moeder) bepalend is voor de rest van het leven. De moeder of verzorgende ouder leert een kind met stress om te gaan.

Als het kind b.v. in de ogen kijkt van een depressieve of gedissocieërde moeder, zal het zich niet gezien voelen. Dit zal ertoe leiden dat het zich terugtrekt, dat is de enig mogelijke manier om zich te begrenzen. Dit heeft vervolgens een effect op de verdere sociaal-emotionele ontwikkeling. Het kan, om het evenwicht te bewaren, leiden tot een neiging van dagdromen tot dissociëren. Dit heeft dan tot gevolg dat dit in geval van overprikkeling in het volwassen leven dit patroon zich herhaalt en het weer makkelijker gebeurt.

Mark ten Seldam

Mark ten Seldam heeft een onorthodoxe aanpak en probeert snel tot de kern van een probleem te komen door een actief 'niet-doen'.  

Hij begeleidt je zodat je je essentie herkent. Van daar uit kun je zelf ontdekken hoe je vast komt te zitten in oude overlevingspatronen, waarin je eigen verlangens zorgvuldig zijn  weggemoffeld en jij jezelf tekort doet.
Hij laat je ook zien hoe je de ander (vaak ongewild ) van je afstoot, terwijl je juist toenadering zoekt.

>